Met precisielandbouw wil je zo goed mogelijk inspelen op de verschillen in de bodem en het gewas voor het optimale rendement. Precisielandbouw gaat daarom hand in hand met de machines om plaatsspecifiek te kunnen werken. Een machine wordt meestal gekocht voor een groot aantal jaren en men wil bij de keuze ook voorbereid zijn op de toekomst. We zien steeds vaker dat daarom de mogelijkheden voor precisielandbouw in de keuze worden meegenomen.
Men begint met het gebruik van de machine, zonder deze extra mogelijkheden te benutten, omdat de kennis en ervaring ontbreekt. Zo ook bij een pootmachine, die variabel kan poten.
In het project Toepassing Innovatieve Precisielandbouwtechnologie in de Veenkoloniën demonstreren we in een studiegroep van telers en studenten van Terra variabel poten in de zetmeelaardappelteelt.
Vele onderzoeken en literatuur richten zich op ‘het in de maat houden van pootaardappelen’, maar wij kijken vooral naar de mogelijkheden om de algehele opbrengst te verhogen door variabel te poten.
Bodemkaart
Met plaatsspecifiek poten zorg je dat de plantafstand wordt aangepast aan groeipotentie, die er voor de planten is. Dit wordt binnen een perceel bepaald door de bodemeigenschappen. Eenzelfde ras telen op kleigrond of zandgrond resulteert in een ander aantal stengels per struik. Dit betekent dus ook dat de ideale pootafstand niet dezelfde is naargelang de grondsoort. Als een perceel voldoende heterogeen is, kan het nuttig zijn om variabel te gaan poten.

De elektrische geleidbaarheid (EC) van de bodem is onder andere een indicatie voor de het kleigehalte en/of de aanwezigheid van organische stof in de bodem. De EC wordt gemeten met een bodemscan. Wanneer het perceel voor variabel poten in kaart is gebracht met een bodemscan, zoals EM38, SoilXplorer of Veris, dan is dit een goede basis voor de taakkaart
Groeipotentieel
Maar er kan ook in bredere zin gekeken worden naar de variatie in groeipotentie voor de planten. Op plaatsen waar de groeiomstandigheden minder zijn, zoals in de schaduw van de bomen, of op droge plekken, zou men minder aardappelen kunnen poten zodat ze meer licht, water en mineralen ter beschikking hebben per plant. Hierdoor zal de plant in theorie meer opbrengst geven.

De EC van de bodemscan kan gebruikt worden om het groeipotentieel te bepalen, maar meerjarige satellietbeelden geven hiervoor ook een heel betrouwbaar beeld. Bodem-gerelateerde verschillen komen vaak terug in alle gewassen en dus maakt het dan voor de vergelijking niet veel uit dat er in de jaren verschillende gewassen stonden, zoals in deze afbeelding op basis van de satellietbeelden van 2015-2019.
Taakkaart
Voor de demonstratie van het variabel poten was geen bodemscandata beschikbaar en daarom hebben we gebruik gemaakt van de bodempotentie of productiviteitsklasses op basis van satellietbeelden van 2016-2019.

Het perceel is ingedeeld in 4 klassen. Op de plekken met de hoogste productiviteit worden de meeste planten gezet (geringere plantafstand) en op de plekken met de laagste productiviteit, de minste (grotere plantafstand). Omdat we geen open plekken willen, waar veel onkruid zich kan ontwikkelen, is de maximale pootafstand op 33 cm aangehouden.

Er zijn stroken variabel gepoot en stroken op de standaard pootafstand. Zo kunnen we in een later stadium goed zien wat het effect is geweest. De standaard pootafstand is 29 cm.
Meer weten over precisielandbouw toepassingen in het project TIP, volg de blogs op de TIP-pagina, of bezoek Innovatie Veenkolonieën.