Een van de projecten die De Databoerin begeleidt is MAXSUS. Om met precisielandbouw resultaten te behalen is data een essentieel onderdeel. In 2018 zijn de deelnemes begonnen met data verzamelen op een groot aantal percelen. In dit artikel zal ik in gaan op het interpreteren van de gewasindexdata.
MAXSUS is als project gestart vanuit de wens van de deelnemende ondernemers om beter grip te krijgen op de factoren, die uiteindelijk de opbrengstbepalen. In grote lijnen kennen we natuurlijk het belang van een goede bodem, voldoende water en meststoffen en een goede gewasbescherming tegen ziekten en plagen. Maar hoe stuur je daar nu precies op? Want een perceel is niet homogeen en dus is ook de gewasontwikkeling niet homogeen. Vanuit de gedachte van duurzaamheid (MAXSUS staat voor Maximum Sustainable, maximaal duurzaam) willen we zo zuinig mogelijk omgaan met de beschikbare resources en dus het gebruik zo goed mogelijk afstemmen op de behoefte van de plant.
Een van de hulpmiddelen, die de telers al meerdere jaren inzetten zijn OptRx gewas-sensoren. Globaal elke 10 dagen wordt de gewasindex NDRE gemeten.
Het gewas reageert op gunstige groei-omstandigheden, waardoor de sensor een hogere meetwaarde geeft. Op basis van de meetwaarden kunnen we een kaart maken waarin we de meetwaarden en de variatie in het perceel in beeld krijgen.
Het is echter nog niet zo eenvoudig om die kaartjes te interpreteren.
Allereerst, wat zegt de absolute waarde? Uit de ervaring, die we hebben opgedaan bij het verzamelen van veel meetwaarden van heel veel verschillende percelen (in 2019 in totaal 100 percelen, 528 ha), blijkt dat er verschillende factoren zijn waar je rekening mee moet houden. We meten met 3 setjes sensoren. Elk setje heeft een soort systematisch afwijking, de een meet altijd hogere waarden dan de ander. Dit leidt zelfs tot onderlinge competitie, waar de betreffende eigenaar niet echt wat aan kan doen.
Wanneer je verschillende rassen bekijkt, zie je ook vaak duidelijke verschillen met een scherpe overgang tussen de rassen, die niet naar de groeiomstandigheden zijn terug te leiden. Het is dus soms gewoon een ras eigenschap.
Wat zegt de relatieve waard dan? Het is dus belangrijk om te kijken naar de verschillen. De verschillen in ruimtelijke zin, de verspreiding over het perceel, en de verschillen in de loop van de tijd.


Dus de vraag rijst, welk moment moet je meten en wat zegt die waarde dan.
Als je de kaartjes bekijkt, dan is er niet altijd een goede of slechte plek aan te wijzen. Een goede plek kan op enig moment weer een lagere waarde hebben dan de rest en dan daarna toch ook weer beter presteren. En als je de grafieken bekijkt, dan zie je bepaalde percelen in het begin hoge waarden geven, maar dan naar het einde van het groeiseizoen sterker teruglopen dan de rest.
Uit analyse van de data bleek al snel dat er niet één specifiek moment is aan te wijzen, die de uiteindelijk een goede opbrengst voorspelt. Maar wanneer je het gehele oppervlakte onder de grafiek bekijkt, dus het gebied tussen de grafiek en de x-as, dan blijkt wel dat er een verband is tussen die oppervlakte en de uiteindelijke opbrengst. En de opbrengst is natuurlijk waar het uiteindelijk om gaat.
Dit was een inkijkje in de bevindingen op basis van de gewassensoren, in een volgend artikel zullen we ingaan op andere soorten data, die in het project worden verzameld en geanalyseerd.
Heb je ook behoefte aan hulp bij het verwerken of interpreteren van de data, of zie je kansen voor Precisielandbouw op jouw bedrijf, laat het ons weten. We denken graag met je mee.